De theorie van het songschrijven - door MacMiep

Iedere bezoeker van deze site zal zich wel eens hebben afgevraagd hoe Boeijen
toch telkens weer aan die mooie nummers komt.
Nou, daar geeft dit stuk geen antwoord op.
Wat het wel wil, is het gereedschap ontleden waarmee zijn nummers vorm
krijgen. Frank doet zo'n beetje alles op gevoel, maar voldoet wel
degelijk aan theorie. De theorie van het songschrijven, en die wil ik
hier behandelen, uitgaande van zijn instrument: de akoestische gitaar.
In een lied van hem tref je drie belangrijke dingen aan:
1. Melodie: de lijn die de zang volgt.
2. Harmonie: de samenklank die zang begeleidt en de sfeer van het lied
bepaalt.
3. Ritmiek: de basis, het ritme van bijvoorbeeld drums en bas dat bepaalt
of je een ballad of een up-tempo nummer hebt.

Stel je daarbij het volgende voor: Frank zichzelf begeleidend met
slaggitaar:
1. Hij zingt de melodie.
2. Zijn linkerhand drukt op bepaalde plaatsen snaren tegen frets.
3. Slaat met zijn rechterhand ritmisch de snaren aan.



De melodie en het ritme zijn zeer herkenbaar en vereisen weinig uitleg.
Het is die linkerhand, de harmonie, die ik nader wil illustreren.

Harmonie als bouwsteen.
Onze westerse muziek is gebaseerd op toonladders. Een toonladder is een
reeks van acht tonen met vaste afstanden daartussen.
Iedereen kent do-re-mi-fa-sol-la-si-do. In het geval van deze ladder zijn de
toonsafstanden als volgt: (ill. 1)



Op de gitaarhals kun je dit heel eenvoudig zien. De hele
afstand is twee frets, de halve is een fret. Probeer het maar eens met één snaar.

De afstanden tussen de eerste noot van de ladder en een andere noot uit
die ladder hebben namen. Om dit uit te leggen is het makkelijker om de
toonladder weer te geven in letters van het alfabet. In het geval van
do-re-mi: c d e f g a b c.

c noemen we hier de grondtoon of prime
c - d = secunde
c - e = terts
c - f = kwart
c - g = kwint
c - a = sext
c - b = septiem
c - c = oktaaf    (ill. 2)



Vanuit deze ladder, "de majeur-ladder van C", kunnen we andere ladders
afleiden. Elk met verschillende afstanden. Het zijn de zogenaamde
Kerktoonladders, gewoon een letter verder beginnen en doortellen: (ill. 3)



Toonladders heb je nodig om akkoorden te maken; dat zijn dan die klanken
waarmee Frank zichzelf begeleidt. En welke hij op de gitaar vormt met zijn linkerhand.

Akkoorden.
In theorie: een akkoord is een samenklank van minimaal drie noten uit een
toonladder, namelijk de grondtoon, de terts en de kwint. Uiteraard kun je hieraan noten toevoegen, dat komt later ter sprake.
Een akkoord kan mineur of majeur zijn:
Mineur klinkt somber, droevig, gesloten.
Majeur klinkt vrolijk en open.

Dit belangrijke verschil wordt bepaald door de afstand tussen de grondtoon en de
derde noot van de ladder, de terts. Is deze groot (twee hele afstanden)
dan heb je een majeur-ladder en dus een majeur-akkoord. Dit heet 'grote terts.'
Is de afstand klein (anderhalve afstand) dan heb je een mineur-ladder en dus een mineur-akkoord. Dit heet 'kleine terts'.

Kijkend naar de uitgeschreven ladders die afgeleid worden van de
majeur-toonladder van C, zien we het volgende.

c--d--e-f--g--a--b-c = majeur I trap CM
d--e-f--g--a--b-c--d = mineur II trap Dm
e-f--g--a--b-c--d--e = mineur III trap Em
f--g--a--b-c--d--e-f = majeur IV trap FM
g--a--b-c--d--e-f--g = majeur V trap GM
a--b-c--d--e-f--g--a = mineur VI trap Am
b-c--d--e-f--g--a--b = mineur VII trap Bm (!)

De akkoorden die zo per ladder ontstaan, noemen we trappen en benoemen we
met Romeinse cijfers.We zeggen 'eerste trap, tweede trap enz.' Mineur en
majeur geven we aan met respectievelijk 'm' en 'M'.

De verschillende trappen hebben onderling in een lied een functie. De
eerste en de zesde trap hebben bijvoorbeeld een grondtoonfunctie (rust).
Andere trappen hebben een doorgangsfunctie; ze leiden naar het volgende
akkoord. De vijfde trap wil bijv. terug naar de eerste.
Een veelgebruikte, sterke verbinding is de 'kwartensprong' (kwart omhoog of omlaag). Denk hierbij aan het WIL-HELmus.
In veel liedjes vind je de zgn. 'drie-akkoorden-theorie' terug: het
combineren van de eerste, vierde en vijfde trap. De Blues, toch de basis
van de rockmuziek, is bijvoorbeeld bijna geheel op de
drie-akkoorden-theorie gebaseerd.

Toevoegingen.
Ik heb al de eventuele toevoegingen binnen akkoorden genoemd. Ook zij
hebben een functie; ze kunnen sfeer toevoegen. Hier kun je in liedjes
gebruik van maken.
Laat je de terts weg en speel je in plaats daarvan een kwart, dan heb je
een akkoord dat noch mineur noch majeur is (..sus4 = suspended fourth).
Ook kun je een secunde toevoegen (..2), of na het oktaaf doortellen en de
negende noot toevoegen (..9). Dat is dan diezelfde tweede noot van de
ladder, maar een oktaaf hoger. Toevoegingen als het septiem (..7) klinken
vragend en dwingend en leiden vaak weer naar de grondtoon (trap I). Een
sext (..6) erbij heeft weer een ander effect.

Luister maar eens naar 'De Verzoening', de basisakkoorden zijn zeer
subtiel uitgewerkt:
intro: Am2 -CM7 -B7sus4 -E
---------------Am2--------------- CM7
het was een onbekende weg die ik heb afgelegd
--------B7sus4 -----------------E
na het licht op zoek naar het donker
-----Am2
verlangen naar verlangen
---------CM7 ---------------B7sus4 ----E
uit dat harnas van spijt jalouzie en belangen
--------C ----------------------------Dm
onderweg spuwden stuurlui aan wal hun gal
--------------Am------- G6------ FM7------ E
ze hebben nooit iets bereikt ik bleef eigenwijs
 


Dit zijn maar een paar voorbeelden, uitgebreide toevoegingen vind je in
de Jazzmuziek.
Transponeren.
In deze stoomcursus zijn we qua theorie uitgegaan van de C-majeur ladder.
We dachten dus steeds in toonsoort C, (de witte toetsen op de piano). Dat
is makkelijker, want dan zit je niet met het probleem van halve noten (de
zwarte toetsen), respectievelijk de kruisen (#, halve noot omhoog) en de
mollen (b, halve noot omlaag).
Stel namelijk, dat je in verband met je stem wat hoger zou willen spelen,
in toonsoort D. Een snelle rekensom levert dit op: (ill. 4)



De Ionische ladder van D moet, om hem qua afstanden kloppend te maken
twee halve noten bevatten.
NB: We blijven in de notaties de volgorde van het alfabet aanhouden. Je
zou de f# ook als gb kunnen schrijven, maar dan mis je de letter f in de
reeks.
Vanuit de makkelijke ladder van C-majeur kun je met een truukje berekenen
hoeveel kruisen of mollen er in een andere toonsoort zitten. Het heet de
Kwintencirkel. Met hulp hiervan kun je een nummer naar een andere
toonsoort omzetten (transponeren).
Hoe werkt dat. Je gaat helemaal uit van C. Ga nu telkens 5 noten (een
kwint dus) omhoog. Als je op C begint, tel je door naar G, dan naar A
enzovoort. Elke kwint verder is een kruis erbij in de Ionische ladder met
die naam.
De mollen bereken je door vanuit diezelfde C een kwint omlaag te gaan
(of: een kwart omhoog voor de wiskunde-knobbels onder ons). Bij elke stap
komt er een mol bij.

Snappu het nog?
Dit wordt hem dus: (ill. 5)



Tot slot:
Wat hebben we aan deze wetenschap in het kader van het songschrijven?
Nou. We weten nu hoe je akkoorden bouwt, aan de hand van de toonsoort
waarin je verkiest te spelen. We weten het verschil tussen mineur en
majeur, de belangrijkste sfeerbepalers in muziek. De toevoegingen binnen
akkoorden zijn genoemd, en de functies die ze kunnen hebben.
Akkoorden zijn de begeleiders van zang of solo. Bassisten spelen vaak als
basis de grondtoon, maar tertsen en kwinten kunnen ook (wisselbassen). Je
kunt in akkoord zingen. Een pakt de grondtoon, de ander zingt de terts en
weer iemand de kwint. Alles heeft een functie, volgens de theorie,
behoudens de -tig uitzonderingen.

Maar de echte songschrijver zal dat niet zo boei(j)en. Die heeft een melodie in het hoofd en vindt daar op gevoel passende akkoorden bij.
Toch?

Rina, met dank aan Gerry Arling

PS: Er zijn uiteraard andere toonladdervormen op basis van het oktaaf.
Bezoek daarvoor het Conservatorium.

literatuurlijst:

"De Gitaar - handboek voor de gitarist" - Ralph Denyer
"Play Country Guitar" - Terry Burrows
"Gitaarkist Akkoordenboek" - Peter Pickow

Het vervolg op bovenstaande verhandeling is:
De theorie van het songschrijven in de praktijk: Ernstig en Onrustig