LETTERTYPEN / CURSUS DTP - de MacMiep Mac Cursus voor MacOS Classic

Alle lettertypen die je in alle programma's kunt gebruiken staan in de map 'Lettertypen' in de Systeemmap. Dit houdt in dat, wanneer je extreem veel fonts in je bezit hebt, de Mac trager kan gaan werken. Ze zijn immers ten allen tijde geladen!
Voor professioneel fontbeheer zijn er speciale programma's die orde brengen. ATM DeLuxe en Suitcase zijn wel de bekendste. Inmiddels zijn ze wel berucht om hun instabiliteit. Check altijd of je de juiste versie hebt voor je systeem!.
Een zelfgemaakt mapje 'Lettertypen uit' voldoet trouwens ook.
Je kunt maximaal 128 verschillende lettertypen tegelijk gebruiken. Dat zul je dan weten ook; de machine zal steeds trager gaan werken naarmate je Lettertypenmap meer tot overstromen neigt.

Oh, en let erop dat je, als je fontjes koopt of download, ze voor de Mac geschikt zijn.


Over soorten fonts
Er zijn twee hoofdsoorten fonts: TrueType en Postscript.* Het verschil is als volgt:

TrueType lettertypen bevatten het stuk data dat zorgt dat de letter op het beeldscherm netjes te zien is en het stuk dat de letter keurig laat uitprinten in één bestand.

Postscript fonts daarentegen bestaan uit twee gedeelten, n.l. het schermfont ('bitmap') en het printerfont ('postscript'). Postscript is een wiskundige computertaal. Professionele grafici werken altijd met Postscript-fonts en Postscript programmatuur. Onmisbaar is het hulpprogrammaatje ATM, Adobe Type Manager, uiteraard standaard op onze Mac aanwezig.



Op de Mac zul je standaard in de map Lettertypen alleen TrueType aantreffen. Ze bevinden zich in zgn. 'Suitcases'. Letterlijk 'Kofferbestand'. In deze koffertjes bevinden zich de verschillende leden van een font-familie.

Postscript fonts ('Type 1') bestaan uit een Suitcase met daarin de schermfonts van het desbetreffende lettertype (meestal in 2 of 3 verschillende corpshoogtes), en daarnaast voor ieder soort schermfont een bijbehorend printerfont. Om goed te kunnen printen heb je een zgn. Postscript-printer nodig (meestal Laserprinters of duurdere Inkjets met additionele RIP-software om Postscript om te rekenen naar een voor die printer begrijpelijke taal)
Houdt deze scherm- en printerfonts altijd bij elkaar! Ga er alleen mee rommelen als je precies weet wat je doet!

Tip: heb je een goedkoop printertje en wil je toch Postscript printen, bijvoorbeeld uit QuarkXpress, maak van het document eens een PDF file met Adobe Acrobat en print dat. Werkt prima!

*NB:
Sinds de invoering van MacOSX en Adobe Indesign voor X, kennen we ook het "OpenType" font.
Dit op UniCode gebaseerde font bied tienduizenden mogelijkheden voor verschillende tekens in slechts één fontfamilie. Dit, in tegenstelling tot de 'klassieke' fonts, die op basis van ASCI maximaal 256 verschillenden tekens kunnen bevatten.
Indesign is zelfs zo intelligent op fontgebied, dat het zelf allerlei frutsels toevoegt (bijvoorbeeld het laatste teken van een woord heeft een versiering, en tijdens het tikken verandert die met elke nieuwe letter die je intikt)
Op een Adobe Seminar in het Groningse MartiniPlaza leverde dit dan ook vele Oh's en Ah's op onder vormgevend Groningen....

Het aanleveren van materiaal t.b.v. offset drukwerk

Het maken van drukwerk staat of valt met RESOLUTIE.
Resolutie is de hoeveelheid beeld-informatie per oppervlak. In officiële termen: dots per inch (dpi). Afbeeldingen/tekst met een hoge resolutie hebben so to speak een hoge dichtheid aan informatie.

Een voorbeeld. Je hebt twee vlakken van 5 bij 5 centimeter. Beide bevatten dezelfde zwart-wit afbeelding. Deze afbeelding wordt in dots (pixels) weergegeven. Ieder pixeltje is dus òf zwart òf wit.

afb. a en b

In het eerste vlakje zie je dat de afbeelding duidelijk is weergegeven. Deze afbeelding heeft meer pixels in totaal dan afbeelding b. Afbeelding b bevat tè weinig informatie om een mooi beeld te krijgen.

Nu is het zo dat afdrukken op papier (off-set) een hoge resolutie vereist om een goede kwaliteit te krijgen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Internet. Internet pagina's en -afbeeldingen zijn slechts bedoeld om op een beeldscherm te bekijken. De resolutie die nodig is om dingen op een beeldscherm goed weer te kunnen geven is slechts 72 dpi.
Drukwerk heeft echter minstens 200 dpi nodig. Liever nog 300!

Rasteren
De eigenlijke resolutie die nodig is om een foto af te drukken is afhankelijk van het raster waarin deze foto moet worden afgedrukt. Foto's moeten in een grote hoeveelheid puntjes worden afgedrukt, om optisch de verschillende drukkleuren te mengen en ook de verschillende helderheden in een foto te kunnen weergeven.
Raster-dichtheden worden beschreven in een hoeveelheid lijnen per inch. Deze worden weer vertaald in een nummer.
Een standaard raster 60 bestaat uit 150 lijnen per inch.
De resolutie waarop een afbeelding moet worden aangeleverd is hier het dubbele van: 2 x 150 = 300 dpi.

Conclusie:
Een afbeelding die er op een beeldscherm goed uitziet maakt nog geen drukwerk!

Grafische afbeeldingen met een hoge resolutie bevatten veel informatie en nemen dus veel schijfruimte in beslag. En hier komen we automatisch bij de problemen die we hebben met E-mail. Email gaat via de telefoonlijn. Grote bestanden vergen veel tijd - en dus kosten - in het verzenden. Dus wat doet men over het algemeen: men stuurt een plaatje met een lage resolutie. Wèl geschikt voor Internetgebruik, niet voor drukwerk.
Je kunt zo'n plaatje ook niet opblazen. Zodra je gaat uitrekken, neemt de dichtheid per cm. af en wordt de kwaliteit slechter.

Waarom is het aanleveren via MsWord (.doc) dan ook zo'n probleem? Simpel. Word is niet op deze grafische principes gebaseerd. Je kunt nooit zien of het plaatje dat je voor je ziet goed is of niet. Een beeldscherm kan immers niet laten zien of het plaatje wel goed genoeg is. Daarvoor moeten we het plaatje 'meten'. En dat kan niet in Word. Het plaatje is geïntegreerd in het bestand, het is niet los. Dus dat maakt het zo lastig om met Word-bestanden te werken. Dit geldt ook voor tekst.


EEN ANDERE BENADERING
Na dit hele verhaal over resolutie moet ik ook nog een ander principe uitleggen. Je kunt plaatjes en letters met dat systeem van puntjes per oppervlakte uitstekend weergeven, mits aan de voorwaarden is voldaan.
Er is echter nog een mooier systeem. In plaats van een afbeelding in louter punten weer te geven, kun je ook een wiskundige formule gebruiken om aan te geven waar iets zich bevindt.
afb. c en d

In afbeelding c. zal de computer onthouden dat - van links naar rechts en van boven naar beneden, vlakjes 1,2, 3 t/m 11 wit zijn. Vlakje 12 t/m 19 zijn zwart enzovoort.

In afbeelding d. zie je ineens een heel ander verhaal. De letter B is ineens niet opgetrokken uit pixels, maar uit een aantal punten die verbonden zijn met lijnen. Deze lijnen hebben kromme's. Wie ooit Wiskunde B of Natuurkunde heeft gehad, zal zich de raaklijnen van curves in grafieken kunnen herinneren. Deze lijken er een beetje op. Ze heten 'Bezièr-curves'. (vergroting hiervan op afbeelding e.) Resultaat is f., zoals je kunt zien een zeer scherpe afbeelding.

afb. e en f

Doordat de afbeelding op deze manier is opgebouwd, maakt het niet uit hoe groot of hoe klein je 'm maakt, de kwaliteit blijft altijd dezelfde: goed dus. Hier komt de kreet "outline maken" ook vandaan. Grafici bedoelen dat ze tekst of afbeelding hiernaar omzetten.

Lettertypen (Fonts)
"Fonts meeleveren!" is ook zo'n kreet. Wat houdt dit in?
Als professionals werken wij met het programma QuarkXpress op de Macintosh. Hiermee ben je als het ware digitaal aan het knippen en plakken. Je knipt en plakt echter niet met de eigenlijke knipsels, maar met een 'lichtere' versie ervan. Dit is handig, omdat het laden van bijvoorbeeld al die zware afbeeldingen erg lang zou duren. Ook de lettertypen zijn schermversies.
Om echter te kunnen printen op hoog niveau moet het programma de werkelijke afbeeldingen naar de printer sturen, en de zgn. printerfonts. 'Postscript'-fonts om precies te zijn. Kwalitatief hoogstaande lettertypen zijn zo opgebouwd. Een deel voor het scherm alleen, een ander deel voor de printer.
Met Windows - TrueType fontjes kunnen wij dus niks.

Een QuarkXpress document, is dus één grote wiskundige formule met verwijzingen naar hoge resolutie afbeeldingen en fonts. Een enorm stuk rekenwerk voor de computer, waar makkelijk iets mee mis kan gaan. Je hoeft maar een afbeelding of font niet mee te leveren of er hoeft maar een kleine hapering in één ervan te zitten of het gaat mis. Grote nauwkeurigheid is dus vereist.
Grafisch werk steekt nauw, en dus vandaar dat slecht aangeleverd materiaal altijd problemen oplevert. Slecht aangeleverd is dus:
- in bestandsformaten waar QuarkXpress niks mee kan en die wij ook niet kunnen omzetten hiernaar
- lage resolutie
- geen Postscipt-Mac fonts meeleveren

Waar kunnen we wel wat mee?

Graag:
.tif (min. 200 dpi) tiff is een compressiemethode zonder kwaliteitsverlies)
.eps (fonts outline maken) ideaal formaat vanwege de hoge kwaliteit
.ai (Adobe Illustrator) ideaal formaat vanwege de hoge kwaliteit, fonts bijleveren of outline maken

Iets minder graag:
.jpg (min. 200 dpi) jpeg is een compressiemethode mèt kwaliteitsverlies
.psd (min. 200 dpi) prima bestand, maar ongecomprimeerd en dus nogal zwaar
.bmp (min. 200 dpi) idem

Niet:
.doc (MSWord)
.gif (maximaal 256 kleuren en 72 dpi, een formaat alleen geschikt voor Internet)
.exl (MSExel)
.pps (MSPowerPoint)
andere

Bij twijfel:
.tif is altijd goed!

PDF:
Er ander bestandsformaat waar steeds meer drukkers toe overgaan is Adobe's Portable Document File. Ondanks dat de naam hetzelfde blijft, is het ene pdf'je het andere niet. Drukwerk stelt aan een PDF'je heel specifieke eisen!
De basis hiervoor is nog steeds een Postscript file, dat wordt omgezet naar PDF (met Adobe Distiller). Voordeel is dat er geen losse fonts en illustraties hoeven te worden bijgeleverd; alles bestaat uit 1 bestand.

MacMiep MacCursus voor MacOS